vrijdag 2 april 2010


Breien in de tram


Mijn tante Fem uit Doetinchem,
die zat te breien in de tram
met pennen en een kluwen.
Ze breide iets van roze wol.
De tram was vol, ontzettend vol,
‘t was dringen en ‘t was duwen.
Een man riep tegen tante Fem:
Zit niet te breien in de tram!

Da's altijd af te raden!
Omdat u mij met pennen prikt
en kijk, we raken nog verstrikt
in al die wollen draden!
Maar o, het was alweer te laat!
Daar zat die man al in de draad

met allebei zijn hielen.
En nog een heer en nog een heer.
Ze konden niet meer heen of weer.
Ze struikelden en vielen.
De conducteur, die nam een duik,
maar kreeg ook draden om zijn buik
en ging de boel verwensen.

Men spartelde en schreeuwde hard.
Ze raakten in de wol verward,
de tram en alle mensen.
Nu staan ze daar op het Rokin
en niemand kan er uit of in.
De tram is ingesponnen.

Nou knippen ze dus met een schaar
de hele boel weer uit elkaar.
Ze zijn eraan begonnen.
Maar ja, het is een hele last
want alles zit met draden vast.
Het is de schuld van tante Fem.
Wie breit er nou ook in de tram?


Gedicht van Annie M.G. Schmidt,
die op 20 april geboren werd.

Geen opmerkingen: